Een luie Officier / Verweer ten onrechte niet onderzocht.





 

Mevrouw van der Laan krijgt een brief van het Centraal Justitieel Incassobureau, met aangehechte acceptgirokaart. Volgens de brief is zij op 15 januari 2010 betrapt op te hard rijden op de A2. Veel is het niet, want het gaat om een overschrijding van minder dan vijf kilometer.

Mevrouw is echter niet van plan om te betalen. In een uitvoerige brief, gericht aan de officier van justitie, legt zij uit dat op die dag niet met de auto is gereden. Dat kon ook moeilijk, want hij stond met defecte lagers bij haar garage te wachten op reparatie. In een standaardbriefje laat de officier van justitie weten, dat hij daarin geen reden ziet om de zaak te herzien. Op de argumenten van mevrouw wordt niet ingegaan. Om toch haar gelijk te halen, gaat mevrouw in beroep bij de kantonrechter.

Maanden later komt de zaak voor. De officier van justitie geeft onmiddellijk toe dat er geen onderzoek is gedaan naar het verweer van mevrouw van der Laan. ‘Maar dat kan geen kwaad’, weet de ambtenaar te vertellen. ’Dat moet de kantonrechter maar doen, als hij dat echt nodig vindt’. Hij heeft gelijk. Kantonrechters mogen in een dergelijk geval niet beslissen dat de officier zijn huiswerk moet overdoen. Dat is heel frustrerend, want zo leren ze daar niet van hun fouten. Sterker: het loont als ze geen nader onderzoek doen. Dat kost alleen maar geld, terwijl de meeste mensen die onterecht worden afgepoeierd met een standaardbrief, in de praktijk alsnog gaan betalen.

De kantonrechter heeft daarom in de zaak van mevrouw Van der Laan een andere oplossing bedacht. Hij gelooft haar op haar woord en maakt de bekeuring ongedaan.

‘Maar moet niet eerst worden onderzocht of mevrouw niet jokt?’, sputtert de officier van justitie nog tegen. Waarop de kantonrechter antwoordt: ‘Daar heeft u eerder ook geen aanleiding toe gezien en ik zie die aanleiding vandaag evenmin.’

Door: Meester Frank Visser;

 
 
Bron: Eerste hulp bij recht.nl
 
  14-4-2010  


|

FlitsKaart