Kantonrechter over administratiekosten boete tegen officier en CJIB: waar zijn jullie mee bezig !!?





 

Incassomiddel schiet doel ver voorbij

Een opmerkelijke boete-zaak. Iedereen die wel 'ns een verkeersboete heeft gehad, kent de incasso's van het CJIB. Maar er zijn incassomaatregelen die hun doel ruim voorbij schieten, vindt kantonrechter mr. W.E.M. Verjans. Vooral wanneer het gaat om EUR 6,00 (zes euro) te innen ten behoeve van de Staat der Nederlanden.

Rechtsbescherming
De wetgever was in een ver verleden van opvatting dat de Wet Mulder/WAHV voldoet aan de eisen die artikel 6 van het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens stelt aan rechtsbescherming. Verjans vraagt zich af of in het kader van de huidige handhaving van deze wet nog wel sprake is van “een waarborging van de deugdelijke rechtsbescherming van de betrokkene.”

Het CJIB en de bevoegde officier van justitie te Leeuwarden geven helaas geen blijk van enige toetsing aan proportionaliteit en subsidiariteit in het kader van het onderhavige (gestandaardiseerde) incassotraject. De kantonrechter legt het de officier en de medewerkers bij het CJIB in bijzonder heldere termen uit, leest u mee?

'1.4 De kantonrechter heeft met opzet bovengenoemde -gestandaardiseerde- overwegingen uit het commentaar van de officier van justitie overgenomen in deze beschikking. Hij vraagt zich vervolgens af waar het CJIB, als incasserende instantie, en kennelijk in het verlengde hiervan de bevoegde officier van justitie te Leeuwarden mee bezig is.

Per saldo heeft betrokkene een bedrag van EUR 6,00 (lees: zes euro!) onbetaald gelaten omdat zij kennis had genomen van een uitspraak van de kantonrechter te Amsterdam waarin -kort gezegd- de verschuldigdheid van deze administratiekosten ter discussie werd gesteld.

Vervolgens krijgt betrokkene hierboven onder 1.3 omschreven “volledig gestandaardiseerde en geautomatiseerde incassotraject” over zich heen. Betrokkene heeft er inderdaad voor gekozen om zijn bezwaar tegen de in rekening gebrachte administratiekosten niet via de beroepsprocedure bij de officier van justitie voor te leggen. Betrokkene wist van een door de officier van justitie ingediend hoger beroep tegen de uitspraak van de kantonrechter te Amsterdam bij het bevoegde gerechtshof. Zij wilde de uitkomst van dit hoger beroep afwachten alvorens de onderhavige administratiekosten te betalen.

1.5 Uit de stukken blijkt dat de staat “Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie), zetelend te ’s-Gravenhage, ten deze vertegenwoordigd door de Officier van Justitie te Leeuwarden, na de toegepaste verhogingen (ad in totaal EUR 280,00) op 24 augustus 2012 door de betrokken deurwaarder het in executoriale vorm uitgegeven dwangbevel d.d. 16 augustus 2012 ten laste van betrokkene heeft doen uitgaan, waardoor de verschuldigde som oploopt tot EUR 438,12.

Daarna volgt namens diezelfde staat op 25 september 2012 de betekening door dezelfde deurwaarder van een executoriaal derdenbeslag bij de ABN AMRO Bank NV op alle vorderingen en/of roerende zaken die geen registergoederen zijn, die de derde-beslagene van de geëxecuteerde (lees: betrokkene) onder zich heeft. Het totaalverschuldigde bedrag (inclusief kosten proces-verbaal & overbetekening) bedraagt inmiddels EUR 711,97 (exclusief P.M. kosten). Op 5 oktober 2012 vindt vervolgens reeds voormelde overbetekening door de deurwaarder aan betrokkene plaats.

1.6 Dit allemaal naar aanleiding van het onbetaald laten door betrokkene op 13 maart 2012 van EUR 6,00. Deze gevolgen dienen volgens de bevoegde officier van justitie te Leeuwarden allemaal voor rekening van betrokkene te komen. Betrokkene was immers gewaarschuwd voor de gevolgen van niet tijdige en volledige betaling!

1.7 De WAHV/ Wet Mulder voorziet in de afhandeling van verkeersovertredingen buiten het strafrecht. De doelstelling van de wet zijn in de Memorie van Toelichting als volgt verwoord:
I. De nieuwe regeling dient de werklast van de politie, het openbaar ministerie en de rechterlijke macht in belangrijke mate terug te dringen.
II. De nieuwe wijze van handhaving dient een deugdelijke rechtsbescherming van de betrokkene te waarborgen.
III. De bestaande ineffectiviteit van de tenuitvoerlegging van opgelegde boeten dient te worden weggenomen.

De wetgever was (destijds) van opvatting dat de Wet Mulder/WAHV voldoet aan de eisen die artikel 6 van het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens stelt aan rechtsbescherming. Deze kantonrechter vraagt zich echter steeds vaker of in het kader van de huidige handhaving van deze wet nog wel sprake is van “een waarborging van de deugdelijke rechtsbescherming van de betrokkene.” Zo ook in deze zaak waarin naar het oordeel van de kantonrechter “buiten alle proporties” incassomaatregelen worden toegepast en dat om EUR 6,00 (zes euro) te innen ten behoeve van de Staat der Nederlanden. Het CJIB en de bevoegde officier van justitie te Leeuwarden geven geen blijk van enige toetsing aan proportionaliteit en subsidiariteit in het kader van het onderhavige (gestandaardiseerde) incassotraject.

1.8 De vraag rijst steeds vaker: Wie waarborgt een deugdelijke rechtsbescherming van betrokkene in het kader van de toepassing van de Wet Mulder indien de kantonrechter dit niet doet aan het einde van één van de rechtsgangen binnen deze wet? Het antwoord luidt: Niemand.

In deze procedure zal de kantonrechter het verzet van betrokkene in elk geval gegrond verklaren en het uitgevaardigde dwangbevel vernietigen. Op grond van bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat in alle redelijkheid nooit besloten had mogen worden tot het uitvaardigen van het onderhavige dwangbevel. Meer mogelijkheden heeft de kantonrechter (helaas) niet in het kader van deze verzetprocedure. De kantonrechter is ervan overtuigd dat het CJIB respectievelijk de Officier van Justitie betrokkene -na de uitspraak in hoger beroep- op relatief eenvoudige wijze had
kunnen bewegen tot het betalen van de resterende EUR 6,00.

Dit zou ook voor de Staat der Nederlanden een stuk goedkoper zijn geweest.
Handhaving van wetgeving is belangrijk maar niet voor elke prijs. Dit soort zaken leidt volgens de kantonrechter slechts tot een afnemend vertrouwen van de burger in “een handhavende overheid”.

1.9 De kantonrechter zal voorts bepalen dat het griffierecht, voor zover betaald, aan betrokkene terugbetaald dient te worden.'

Aldus mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 maart 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.'

De kantonrechter beslist als volgt: verklaart het verzet gegrond; vernietigt het tegen betrokkene uitgevaardigde dwangbevel; bepaalt dat het griffierecht, voor zover betaald, aan betrokkene dient te worden terugbetaald.

LJN: CA0211, Rechtbank Breda, 738570 mz 12-33

 
 
Bron: Nederlands Juridisch Dagblad
 
  6-5-2013  


|

FlitsKaart